Zal eens ’t graf mijn stof verzaamlen,
Juichend zal, in stervenspijn,
’t Laatste woord, dat ik zal staamlen,
Vrije gunst, genade! zijn;
Ja, die zal ik eeuwig danken,
Waar ‘k den Vader en den Zoon
Eeuwig lofzing voor den troon,
Dan herhaal ik nog die klanken:
God is liefd’, o Englenstem,
Menschentong, verheerlijkt Hem!