Als g’ in nood gezeten, geen uitkomst ziet,
wil dan nooit vergeten: God verlaat u niet.
Vrees toch geen nood. ’s Heeren trouw is groot
en op ’t nacht’lijk duister volgt het morgenrood.
Schoon stormen woeden ducht toch geen kwaad;
God zal u behoeden, uw Toeverlaat.