‘k Wil U, o God, mijn dank betalen,
U prijzen in mijn avondlied.
Het zonlicht moge nederdalen,
maar Gij, mijn Licht, begeef mij niet.
Gij woudt mij met Uw gunst omringen,
meer dan een vader zorgdet Gij,
Gij, milde bron van zegeningen;
zulk een Ontfermer waart Gij mij.